Zeekadetten in hun dagelijkse kloffie

Dagelijks tenue

Als zeekadetten roeien, zeilen of op hun korpsschip bezig zijn dan dragen zij allemaal het werkpak. Dat klinkt alsof zeekadetten altijd aan het werk zijn. Dat is natuurlijk niet zo. Het blauwe pak dat de kadetten meestal dragen, is een stoer pak dat makkelijk zit en waarin je alles op het water kunt doen.

Een roeiteam in een WR-1

Laten zien

Ook zeekaddetten willen laten zien dat ze bij een team horen. Een team waar ze trots op zijn. Hun uniform laat zien dat zeekadetten bij het water horen, dat hun korps een eenheid is en dat kadetten van aanpakken weten.

De leiding
Herdenking in Waalwijk

Pakkie-deftig

Soms zie je zeekadetten in een echt uniform. Dat donkerblauwe uniform lijkt op het pak dat veel mensen dragen die op of bij het water werken. Dit uniform hebben de kadetten aan als er iets bijzonders in het korps is of als zij bij een evenement helpen. Dan wil je er op z’n mooist uitzien.

Je ziet in de korpsen twee verschillende uniformen. Dat ligt aan de rang die je in het korps hebt. Er is een uniform voor de kadetten en kwartiermeesters en een uniform voor de anderen.

Als je een tijdje bij de zeekadetten bent en je hebt geleerd hoe het toegaat aan boord dan kun je in uniform.Een donderblauwe broek en een  donkerblauw matrozenhemd. En natuurlijk de stoere braniekraag, die het meest opvalt. En – minder opvallend – een rouwdas, die aan de zeeheld Michiel de Ruyter herinnert. En de matrozenmuts waarop staat: zeekadetkorps.

De allerjongsten (aspirant zeekadetten en ketelbinkies) hebben nog geen uniform. Wel een werkpak.

 

Zelf het uniform strijken hoort er bij.

Zelf verzorgen

Als je in het uniform loopt dan wil je er natuurlijk ook piekfijn uitzien. Misschien krijg je daarvoor thuis wat hulp. Maar een zeekadet kan ook zelf voor zijn uniform zorgen want tijdens een vaartocht of kamp komt je moeder niet helpen. Een knoop aan zetten of  de broek persen dat lukt vast wel.

Kledingvoorschriften

De voorschriften zijn te vinden in het huishoudelijk reglement, artikel 16.